Mijn benkskes-tic is begonnen met het verschijnen van mijn roman Geen weg terug. Op de cover van dat boek stond een gezellig en sfeervol bankje, waar ik een Waar-staat-dit-bankje-actie omheen verzon.
Sindsdien bekijk ik alle bankjes die ik tegenkom met bijzondere aandacht.
Geen woorden bij nodig, gewoon een topbankje!
In Den Bosch stond deze bank. De leus Hier is plaats voor iedereen raakte me en omdat ik ook de versiering mooi vond heb ik er een foto van gemaakt.
Het is een zogenaamde Social Sofa: een betonnen bank met mozaïeksteentjes versierd, naar het concept van kunstenares Karin Bruers.Het idee achter de Social Sofa’s is het bevorderen van saamhorigheid in een buurt. Op haar website zegt Karin: ‘Wie zijn buren kent voelt zich veiliger, minder eenzaam en gelukkiger. Zo eenvoudig is het.’
Ik denk dat ze gelijk heeft. Want eerst mozaïek je de bank naar eigen ontwerp, samen met je buurtgenoten, en als de bank klaar is, kan iedereen er gebruik van maken, maar in de tussentijd heb je wél kennis gemaakt met je buren.
Er staan al meer dan duizend bankjes in Nederland. Ik ben dus niet de enige met een bankjes-tic.
Geplaatst invan alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Benkskes
Zoals te lezen is in de oorkonde, deed ik in de maand maart mee aan een schrijfmarathon.
Op de eerste dag van maart begon ik met mijn Zoektocht naar een nieuw verhaal.
De schrijfuitdaging (31 dagen duizend woorden per dag) heb ik gehaald en met trots plaats ik deze welverdiende oorkonde, want vanuit een krakkemikkig idee is er toch een heel leuk verhaal ontstaan.
Ik ben nu (langzaam) bezig met de volgende fase: het verhaal uitbreiden met een voorgeschiedenis, vervolgens het einde goed afronden en dan natuurlijk de hele boel fatsoeneren. Ik hoop dat het daarna dan een echt boek gaat worden.
Geplaatst inlezen en schrijven|Reacties uitgeschakeld voor Oorkonde Zoektocht
Vrijdag op de markt trof ik een oude kennis. ‘Laten we bij een kop koffie gezellig bijkletsen!’ zei ze. Ik ging erop in. Maar dat had ik beter niet kunnen doen. We hadden elkaar opvallend weinig te vertellen. Ook zij had het gemerkt. Ze rimpelde haar voorhoofd en ik zag haar gezicht opklaren toen ze vroeg: ‘Jij doet toch aan hardlopen, doe je mee in Rotterdam?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Rotterdam is een marathon!’ Daarmee bedoelde ik: Een marathon zijn 42 kilometer. Die loop ik niet zomaar. Daar moet ik drie of vier maanden voor trainen. Als heel Nederland met een bak chips voor de tv zit, loop ik buiten in de regen. Als mijn buurman een ommetje maakt met zijn hond, begin ik aan een duurloop van twintig kilometer. Als mijn man naar een verjaardagsfeestje gaat, trek ik mijn hardloopschoenen aan. En dat had ik de afgelopen drie maanden allemaal niet gedaan. Maar ze hoorde alleen wat ik had gezegd.
‘Ja, Rotterdam is een marathon, dat weet ik. Maar jij lóópt toch marathons en zo?’
‘Meer en zo.’ Ze begreep het niet. Ik dacht nog, zou ik het haar uitleggen, toen ze verder ging: ‘Jij hébt toch marathons gelopen?’ Ze keek daarbij alsof ik haar vreselijk zou teleurstellen als ik zou zeggen dat het niet zo was. Toevallig was het wel zo, dus ik knikte langzaam.
‘Rotterdam ook?’
Ik deed alsof ik het niet gehoord had; ik moest er even over nadenken. De volgende vraag zou zijn hoe lang ik erover gedaan had. En daarna zou ze willen weten hoe snel de snelsten waren. Vervolgens zou ze gaan rekenen en gegarandeerd in mij teleurgesteld zijn.
‘Ja, natuurlijk, Rotterdam ook!’ antwoordde ik en meteen speelde ik mijn beste troefkaart erachteraan. ‘En Parijs ook.’
‘Wauw! Parijs!’
‘Leuk je gezien te hebben.’ Ik stond op en wist dat ik haar achter liet met het verkeerde idee dat een marathon lopen in Parijs een grotere prestatie is dan het lopen van een marathon in Rotterdam.
Geplaatst invan alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Marathon
Vandaag heb ik voor de eerste keer een klachtenformulier ‘geluidsoverlast vliegverkeer’ ingevuld.
Het was 06.35 uur en ik lag nog zo’n beetje te doezelen toen ik het vliegtuig van ver aan hoorde komen. Dit was het soort vliegtuig dat zo’n akelig zwaar donderend geluid maakt dat aan oorlog doet denken. Ook nu weer zwol het geluid aan, het werd zwaarder en dreigender en kwam steeds dichterbij. Maar op het moment dat het normaal afzwakt, werd het nóg luider, zodat ik instinctief onder mijn dekbed dook.
Nu is het echt niet de eerste keer dat er een vliegtuig over ons dak scheert. Boven ons hoofd krioelt het van de vliegtuigen. Het is er echt angstwekkend druk.
Ik ken het geluid van de Awacs vliegtuigen die in Geilenkirchen – net over de grens bij Brunssum – gestationeerd zijn. Die zie en hoor ik vaker overkomen dan me lief is. (Wij wonen dichtbij de kerk en de kerktoren schijnt voor hun een mooi richtpunt te zijn).
Maar vanmorgen was het geen Awacs. Het geluid van de Awacs-vliegtuigen is hoger en het zwelt langzamer aan, hoewel een gesprek dan ook onmogelijk is.
Was het een vrachtvliegtuig van Maastricht Airport, “met vluchtschema’s zoveel mogelijk geconcentreerd buiten de randen van de nacht”?
Was het misschien de toeristencharter naar Spanje die om 06.00 uur vanuit Luik vertrekt?
Of zijn het onze oosterburen in Niederrhein? Of Düsseldorf?
Het was vandaag mijn eerste klacht. Tot nu toe heb ik de instanties bergen werk bespaard. Maar als ik weer eens rond 02.00 uur in de nacht wordt opgeschrikt of om 06.35 uur trillend in mijn bed lig, zullen ze weer van mij horen. Wie stuurt zijn vliegtuigen midden in de nacht de lucht in?
Gelukkig (?) geldt het klachtenformulier voor Maastricht Airport ook voor Luik Bierset, Niederrhein en Geilenkirchen.
Liever had ik minder keus gehad.
Geplaatst invan alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Voor de eerste keer
Bij onze dochter – die op vakantie was – gingen we de planten verzorgen. Ik liep in huis met de gieter rond, mijn man deed hetzelfde buiten met de tuinslang. Alle planten blij. Tot zover alles in orde.Vervolgens met schoffel, gieter en de sleutel die op tafel lag, naar haar volkstuintje. Ook daar geen problemen. We kwamen tegelijk met een aardige tuinierster aan, ze hield de poort voor ons open en kletsend over de droogte liepen we naar binnen. Bij het waterpunt waren genoeg kruiwagens, emmers en gieters voor handen, zodat we meteen aan de slag konden, want de planten hadden water nodig. Ik schoffelde, plukte bonen en vond vijf rijpe courgettes. Zienderogen krabbelden de snijbieten op en werden de pompoenbladeren steviger. Onze taak zat erop.
Maar niet de problemen: de poort was op slot en de sleutel die ik mee gegrist had, bleek de verkeerde. Gelukkig maakte dezelfde aardige tuinierster – die intussen een mooie krop sla had gescoord – de poort voor ons open. Toffe mensen, die Brabanders!
Bij de auto werden de problemen groter. Mijn man keerde alle zakken van zijn korte broek binnenste buiten. ‘Waar heb ik mijn autosleutel gelaten?’
Ik zag de paniek in zijn ogen groeien. ‘Hij zal toch niet uit mijn zak zijn gevallen in de tuin… tussen de houtsnippers… Lieve hemel.’ Hij keerde weer alle zakken binnenste buiten. Geen autosleutel. We legden de spullen aan de kant en speurden elke vierkante centimeter rond de auto af. Zonder resultaat. Onze onrust groeide. ‘Dan moet hij toch ín de tuin liggen. Hoe komen we weer binnen?’
Ik riep naar de eerste de beste tuinier die ik zag. Dat was Hans. Hij begreep de situatie en maakte de poort voor ons open. Terwijl wij houtsnippers omkeerden en onder courgettestruiken kropen, hield hij de voortgang in de gaten.‘Nog niet gevonden?’ vroeg hij. ‘Wat doen jullie nu?’
Daar hadden we allebei geen antwoord op. ‘Plan B, de ANWB bellen?’ stelde ik voor.
‘Kan niet. De telefoon ligt in de auto. En dan kunnen we nog niet rijden.’
‘We kunnen naar het huis van onze dochter lopen.’
‘En de auto met onze fietsen erop hier laten staan? En dan?’
We schudden allebei ons hoofd. ‘Nee, inderdaad geen goed plan.’
‘Zullen we onze buurman bellen en vragen of hij met de reservesleutel hiernaartoe komt?’
‘We kunnen die man toch niet vragen om nu in de auto te springen en 100 km te rijden! Bovendien heeft hij corona.’
‘Ik zie geen andere oplossing.’
‘Ik eigenlijk ook niet.’
‘Maar de telefoon ligt in de auto.’
Hans zei: ‘Ik heb mijn telefoon niet bij me, maar ik woon hier 500 meter vandaan. Kom maar mee.’ Toffe mensen, die Brabanders. We liepen met Hans mee, kregen koffie en een telefoon, zo bezweet en stoffig als we waren. Terwijl mijn man toch maar onze buurman belde, luisterden Marja, Hans’ vrouw en haar vriendin naar mijn verhaal.
‘Moet die man 100 kilometer rijden? Nu? Wacht nog even.’ Marja sprong op. ‘Ik kan goed zoeken.’
‘Ja,’ beaamde Hans. ‘Zij kan echt heel goed zoeken.’
Er kwamen tips van magneten en zaklampen die het glinsteren van de huissleutel zouden verraden op tafel. ‘Ik heb echt een heel goed contact met de heilige Antonius,’ verklaarde Marja. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht om Antonius aan te roepen. (Antonius, beste vrind, zorg dat ik mijn sleutel vind, dat versje kende ik van mijn oma. Maar misschien had zij een nog betere formule).
Intussen was mijn man nog altijd met onze buurman aan het bellen. Die stond inmiddels op een geheime plek in ons huis uit mijn andere tasje de reservesleutel op te diepen. ‘Zeg dat hij wacht,’ riep Marja. ‘Ik kan goed zoeken. Laat me maar zien waar het is. Ik pak de fiets en ga mee.’
Opgelaten door het beroep dat we op onze buurman moesten doen en door de fantastische hulpvaardigheid van Hans en Marja schoot ik uit de startblokken en beende terug naar de auto. De fietsen, de schoffel, de tas met groenten en de gieter… alles was er nog. En ineens kreeg ik een ingeving. Ik rammelde met de gieter… ja hoor, op de bodem lag de sleutel.
Was het toeval of was Marja’s Antonius hier in het spel?
Toffe mensen, die Brabanders. En Antonius.
Geplaatst invan alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Toffe mensen, die Brabanders
Toen ik vanmorgen naar ons gedichten-schrijf-groepje fietste, realiseerde ik me dat het schrijven me niet komt aanwaaien, maar dat ik dat moet ‘voorbereiden’ en dat ik ‘inweektijd’ nodig heb voordat iets lezenswaardigs op papier staat.
Daarover verder nadenkend, nam ik me voor er een blogje aan te wijden, maar dat blogje komt later wel. Nu moet me eerst iets anders van het hart, namelijk Straatnamen.
Straatnamen zijn er in soorten en maten en je kunt er soms de intelligentie, de originaliteit en de heemkundige interesses van het straatnaamcomité uit aflezen.
Om te beginnen is er de categorie straatnamen waarin verwezen wordt naar een markant gebouw of een nuttige plek, zoals Stationsstraat, Kerkstraat, Hoofdstraat, Dorpstraat, Marktstraat en Kasteellaan. (Let daarbij ook even op het goedgekozen woordje ‘laan’ achter ‘kasteel’. Dat heeft het cachet dat bij een kasteel hoort én het ligt beter in de mond. Chapeau.) Met de informatie uit de straatnaam kunnen buitenstaanders al snel hun bestemming vinden. Gemakkelijk, praktisch en voor de hand liggend.
In elke stad of dorp is er wel een Oranje buurt, een bomen- en/of bloemenbuurt, of een componistenbuurt. Met Bach, Beethoven en Bartok heb ik geen moeite, maar ik zou niet graag in de Prokofjevstraat wonen, laat staan in de Tsjaikovski- of Sjostakovitsjstraat. Laat ook de Gleditsiastraat maar aan mij voorbijgaan. (Gleditsia is geen componist, maar een boom, heb ik opgezocht).Als je binnen de top vijf van elke categorie blijft, is het wel te doen om een straatnaam uit deze groepen te kiezen.
Specifieke geografische en historische benamingen kunnen eerder voor problemen zorgen.In Zuid-Limburg heb je straatnamen zoals Houwerstraat en Vaarstjiegerpad die verwijzen naar het mijnverleden. Ik kan me voorstellen dat mensen daar moeite mee hebben want wie weet nog dat een Vaarstjieger een hoofdopzichter was? (Let bij het schrijven van deze naam op het extra obstakel van de j achter de t.) Mijn favoriet onder de mijnbouwstraatnamen is de Leesjongenstraat. Daarbij is het wel een beetje jammer dat het niet gaat over in boeken verdiepte jongens, maar over jongens die aan de transportband stonden om stenen tussen de steenkool uit te rapen.
Bij de Alcide de Gasparistraat zou je ook het spoor bijster kunnen raken. So wie so is het een lastige en lange naam die ik pas kon plaatsen toen ik een Charles de Gaulle straat en Joop den Uyl in de buurt aantrof. Maar hoe schrijf je dat precies, zijn het drie woorden of wordt het een letterbrij: de Alcidedegasparistraat? Of was het nou de Gasperi?
Bij de Geeneenwilgenweg heeft een vermoeide ambtenaar zich wel erg gemakkelijk ervan af gemaakt, want hoeveel wegen zonder wilgen zijn er niet… Kom dan maar eens op de plaats van bestemming.
Gelukkig is het niet alleen maar kommer en kwel in straatnamenland. Sommige straatnamen zijn echte pareltjes, zoals de Verlorenkostweg, al krijg ik er een ’ach-wat-jammer-nou’- gevoel van. Goudenregenstraat, Kattenrot (bah), Sleutelbloem, Regenboogweg, (nb. Ik zou Regenboogstraat prefereren, want regenbogen zijn altijd al snel weg), Sprookjesbosch (ja) Dorstige Smid, (nee) Reiskameraad (hm) Hemelrijk… ja! Wat wil een mens nog meer?
Mijn advies aan straatnaam-comité’s is: hou het simpel.
En bij twijfel, vraag mij!
Geplaatst invan alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Kattenrot en andere straatnamen
Om uit te leggen wáár ik precies uit ben, moet ik terug naar het begin van dit jaar, naar 16 januari 2022. Toen zat ik vol inspiratie, plannen en goede voornemens en Covid-19 kluisterde mij aan huis. Mijn tiende roman ‘Het hart heeft een eigen stem’ werd geredigeerd en stond op de rol voor mei 2022 (Ja inderdaad, het komt eraan!!), mijn elfde roman lag ter beoordeling op het bureau van de uitgeefster en omdat ik tijd, energie en inspiratie had, begon ik maar aan nummer twaalf.
Ik schreef dat het een lieve lust was. Ik verzon een paar maanden lang personages die als vanzelf hun hebbelijkheden en problemen kregen, maar helaas draafden er in april plotseling nóg meer personages op die ook in het verhaal wilden: erger nog, ze leken het verhaal te willen overnemen! Dat had als resultaat dat ik geen zicht meer op het verhaal had. Ik had er ook geen zin meer in. Het was er te druk, het was allemaal te veel en er zat geen lijn in. Hoog tijd dus om op de rem te trappen. Toevallig had ik een wandelweek in Spanje voor de boeg. Misschien vond ik daar waar ik naar op zoek was. (Helaas. Ik had een prachtige week, maar de geniale ingeving liet op zich wachten.)
Tot op 11 mei om 16.43 uur. – onder het lakken van mijn teennagels (knalroze) – me ineens de oplossing te binnen schoot: als het te veel en te druk is voor één boek, dan maak je er toch gewoon twéé van!
Geplaatst inlezen en schrijven|Reacties uitgeschakeld voor Hè hè, ik ben eruit!
We moesten in Hasselt (B) zijn en besloten daarna maar meteen in de Haspengouw te gaan kijken of het al bloesem-fietstocht-tijd was.
Hij legde de kaart op mijn knie en startte de motor. ‘Kijk jij even hoe we moeten rijden?’
Mijn hartslag schoot omhoog. Ik ken mezelf, mijn richtinggevoel is zo goed als afwezig. Twijfelend vouwde ik de kaart open.
‘Waar zijn we nu?’
Hij probeerde een drukke weg op rijden en gaf geen antwoord, terwijl ik koortsachtig zocht naar een houvast op de kaart. Maar dat was er niet.
‘Moet ik deze, of de volgende weg hebben?’ vroeg hij.
‘Wacht nou even, ik ben nog aan het zoeken.’
‘Ik kan toch nu niet stoppen!’
‘Ja maar…’ begon ik, maar slikte de rest over ‘waarom hij dan niet van tevoren…’ in. Dat zou het niet beter maken. Vlug pakte ik mijn telefoon. ‘Ik kan beter overweg met de Tomtom en met Google maps dan met die kaart.’
‘Wat jij wilt. Als je me maar zegt, maar ik naartoe moet.’
Het rode stoplicht gaf me gelukkig tijd genoeg om te zoeken en we verschenen als een blauw stipje op het scherm. Daarna stuurde de telefoon ons over een smalle weg naar klein gehuchtje.‘We krijgen zeker de kortste route, de toeristische,’ zei ik toen we naar een nog smallere weg geleid werden. Maar dat was niet zo.
‘Ga naar links en neem de voetgangerstunnel,’ zei mijn telefoon.
‘Neem de voetgangerstunnel??’ Lachend minderde hij vaart. ‘Zo goed met Google maps ben je blijkbaar toch niet.’
Had ik verdorie nog de optie ‘lopen’ aan staan!’
Geplaatst invan alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Waarheen
In oktober vorig jaar verscheen mijn kinderboek ‘Guusje gaat op avontuur’ bij Uitgeverij Eigenzinnig. Daarin staat onder meer een verhaaltje over een kast die buikpijn heeft. Je kunt dat verhaaltje hier lezen.
Een paar dagen geleden kwam van het kinderboek de boekrecensie van NBD-Biblion binnen. De recensies van Biblion gaan naar alle bibliotheken. Op basis van die recensies bestellen de bibliothecarissen de boeken voor hun bibliotheek. Of niet natuurlijk. De recensies worden gemaakt door mensen die hun best doen, maar de plank wel eens een beetje misslaan. Zoals bijvoorbeeld bij mijn boek. Dit is de recensie:
Guusje gaat op avontuur / Marleen Schmitz, Paul Wolfs. – Eerste druk, Tolbert: EigenZinnig, oktober 2021. – 43 pagina’s: gekleurde illustraties ; 22 cm.
Guusje heeft een hele fijne lievelingsknuffel, Apie. Hij gaat overal mee naar toe. Maar soms laat Guusje hem ergens liggen. Dan is ze Apie kwijt. Guusje maakt kleine avontuurtjes mee die in haar kinderhoofd juist heel groot zijn. Zoals pannenkoekenbakken met mama, een nieuwe knuffel kopen, naar de zee gaan en zwemmen. Sommige dingen zijn erg ongeloofwaardig, zoals een fiets die zonder Guusje zelf naar het park fietst en daar in slaap valt. Of een kast die buikpijn heeft en kan vertellen dat hij te vol gepropt zit met spullen. De meeste verhaaltjes zullen erg herkenbaar zijn voor jonge lezers, maar andere verhaaltjes zijn vol fantasie en niet realistisch. De zinnen zijn kort, in een duidelijk lettertype. Er is veel interlinie, waardoor de stukjes overzichtelijk zijn voor beginnende lezers. De felgekleurde illustraties wisselen de tekst op een speelse manier af. Vierkant formaat met harde kaft. Voorlezen vanaf ca. 5 jaar, zelf lezen vanaf ca. 7 jaar
Na het lezen van de recensie kwam ik tot de volgende conclusie: Degene die dit gerecenseerd heeft, houdt jammer genoeg niet van fantasie in kinderverhalen. Dat vind ik gek. Doordat hij/zij dat ongeloofwaardig, vol fantasie en niet realistisch vindt, komt de recensie nogal negatief over. Helaas stimuleert dat de aanschaf ook niet. Maar alla, daar kom ik wel overheen. Het is de mening van één persoon over één van mijn boeken.
Tot vorige week zou ik gedacht hebben: hopelijk valt mijn volgende roman (Het hart heeft een eigen stem, mei 2022) in handen van een recensent die beter kan inschatten of het verhaal qua genre, schrijfstijl, onderwerp etc. geschikt is voor de doelgroep, en misschien zelfs daarbuiten.
Dat zou ik dus vorige week zo gedacht hebben. Maar nu heeft Biblion besloten alle recensenten te ontslaan en in de toekomst de boeken te laten recenseren door… een computer, ja door een computer! Ik kan me daar totaal niets bij voorstellen. Want hoeveel gevoel heeft een computer? Hoe beoordeelt een computer een aangrijpende tekst? Hoe leest een computer een gedichtenbundel? Wat kan een computer vinden van illustraties?
Geef mijn boeken ter beoordeling maar aan een mens, al is het er een die niet houdt van kasten met buikpijn.Ik ben benieuwd wat jullie ervan vinden. Onder de reacties verloot ik twee exemplaren van Guusje gaat op avontuur. (Reageren voor 1 april).
Geplaatst inlezen en schrijven, van alles wat|Reacties uitgeschakeld voor Over Biblion-boekrecensies en een kast met buikpijn.