Toffe mensen, die Brabanders

Bij onze dochter – die op vakantie was – gingen we de planten verzorgen. Ik liep in huis met de gieter rond, mijn man deed hetzelfde buiten met de tuinslang. Alle planten blij. Tot zover alles in orde.Vervolgens met schoffel, gieter en de sleutel die op tafel lag, naar haar volkstuintje. Ook daar geen problemen. We kwamen tegelijk met een aardige tuinierster aan, ze hield de poort voor ons open en kletsend over de droogte liepen we naar binnen. Bij het waterpunt waren genoeg kruiwagens, emmers en gieters voor handen, zodat we meteen aan de slag konden, want de planten hadden water nodig. Ik schoffelde, plukte bonen en vond vijf rijpe courgettes. Zienderogen krabbelden de snijbieten op en werden de pompoenbladeren steviger. Onze taak zat erop.

Maar niet de problemen: de poort was op slot en de sleutel die ik mee gegrist had, bleek de verkeerde. Gelukkig maakte dezelfde aardige tuinierster – die intussen een mooie krop sla had gescoord – de poort voor ons open. Toffe mensen, die Brabanders!

Bij de auto werden de problemen groter. Mijn man keerde alle zakken van zijn korte broek binnenste buiten. ‘Waar heb ik mijn autosleutel gelaten?’

Ik zag de paniek in zijn ogen groeien. ‘Hij zal toch niet uit mijn zak zijn gevallen in de tuin… tussen de houtsnippers… Lieve hemel.’ Hij keerde weer alle zakken binnenste buiten. Geen autosleutel. We legden de spullen aan de kant en speurden elke vierkante centimeter rond de auto af. Zonder resultaat. Onze onrust groeide. ‘Dan moet hij toch ín de tuin liggen. Hoe komen we weer binnen?’

Ik riep naar de eerste de beste tuinier die ik zag. Dat was Hans. Hij begreep de situatie en maakte de poort voor ons open. Terwijl wij houtsnippers omkeerden en onder courgettestruiken kropen, hield hij de voortgang in de gaten.‘Nog niet gevonden?’ vroeg hij. ‘Wat doen jullie nu?’

Daar hadden we allebei geen antwoord op. ‘Plan B, de ANWB bellen?’ stelde ik voor.

‘Kan niet. De telefoon ligt in de auto. En dan kunnen we nog niet rijden.’

‘We kunnen naar het huis van onze dochter lopen.’

‘En de auto met onze fietsen erop hier laten staan? En dan?’

We schudden allebei ons hoofd. ‘Nee, inderdaad geen goed plan.’

‘Zullen we onze buurman bellen en vragen of hij met de reservesleutel hiernaartoe komt?’

‘We kunnen die man toch niet vragen om nu in de auto te springen en 100 km te rijden! Bovendien heeft hij corona.’

‘Ik zie geen andere oplossing.’

‘Ik eigenlijk ook niet.’

‘Maar de telefoon ligt in de auto.’

Hans zei: ‘Ik heb mijn telefoon niet bij me, maar ik woon hier 500 meter vandaan. Kom maar mee.’ Toffe mensen, die Brabanders. We liepen met Hans mee, kregen koffie en een telefoon, zo bezweet en stoffig als we waren. Terwijl mijn man toch maar onze buurman belde, luisterden Marja, Hans’ vrouw en haar vriendin naar mijn verhaal.

‘Moet die man 100 kilometer rijden? Nu? Wacht nog even.’ Marja sprong op. ‘Ik kan goed zoeken.’

‘Ja,’ beaamde Hans. ‘Zij kan echt heel goed zoeken.’ 

Er kwamen tips van magneten en zaklampen die het glinsteren van de huissleutel zouden verraden op tafel. ‘Ik heb echt een heel goed contact met de heilige Antonius,’ verklaarde Marja. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht om Antonius aan te roepen. (Antonius, beste vrind, zorg dat ik mijn sleutel vind, dat versje kende ik van mijn oma. Maar misschien had zij een nog betere formule).

Intussen was mijn man nog altijd met onze buurman aan het bellen. Die stond inmiddels op een geheime plek in ons huis uit mijn andere tasje de reservesleutel op te diepen. ‘Zeg dat hij wacht,’ riep Marja. ‘Ik kan goed zoeken. Laat me maar zien waar het is. Ik pak de fiets en ga mee.’

Opgelaten door het beroep dat we op onze buurman moesten doen en door de fantastische hulpvaardigheid van Hans en Marja schoot ik uit de startblokken en beende terug naar de auto. De fietsen, de schoffel, de tas met groenten en de gieter… alles was er nog. En ineens kreeg ik een ingeving. Ik rammelde met de gieter… ja hoor, op de bodem lag de sleutel.

Was het toeval of was Marja’s Antonius hier in het spel? 

Toffe mensen, die Brabanders. En Antonius.

Dit bericht is geplaatst in van alles wat. Bookmark de permalink.